Pionieren

Pionieren (sjorren) is het bouwen van een constructie met hout en touw. Om te pionieren gebruiken we meestal sisal- of manillatouw met een doorsnede van ongeveer 7mm. Als dit soort touw nat wordt, dan krimpt het. De knoop of sjorring komt dan muurvast te zitten. Ga dan niet met een mes peuteren om het los te krijgen, maar wacht liever totdat het touw droog is. Als je een touw niet meer nodig hebt, dan moet je het weer netjes zonder knopen opschieten.

Bij het maken van sjorringen is het belangrijk dat je altijd iedere slag goed aantrekt. Als je alle slagen netjes dicht tegen elkaar legt, dan is de sjorring veel sterker dan wanneer alle touwen slordig over elkaar lopen. 

Mastworp 

Bijna iedere sjorring begin je met een mastworp. Bovendien kan je de mastworp voor nog veel meer andere toepassingen gebruiken. Dit is dus een heel erg belangrijke knoop! 

Kruissjorring 

Om twee palen op elkaar vast te maken gebruik je een kruissjorring. De palen hoeven elkaar niet loodrecht te kruisen. Je begint met een mastworp op de verticale paal, net onder de horizontale.

Na een stuk of drie slagen ga je woelen. Doe dit ook drie of vier slagen.

Maak de sjorring af met een mastworp op de horizontale paal.

Driepoot 

Een driepoot maak je met een achtvormige sjorring. Leg drie palen naast elkaar. Houdt de onderkanten gelijk. Leg de palen op een hulppaaltje, dat is een stuk gemakkelijker. Je begint met een mastworp op één van de palen. Werk het niet gebruikte touw netjes weg.

Vorksjorring  

Met deze sjorring maak je twee palen aan elkaar vast, die later in een vork komen te staan. Eigenlijk is dit dus een tweepoot. Let ook hier erop dat de onderkanten van de palen gelijk liggen. Na het leggen van een aantal slagen maak je een aantal woelingen. De sjorring maak je af met een mastworp. Probeer eens twee halve mastworpen te maken, in plaats van in één keer een hele. Dat is een stuk makkelijker. 

Hoe je twee palen in de lengterichting aan elkaar moet maken zie je hier: (de steigersjorring)

Of zo:

Diagonaalsjorring 

De diagonaalsjorring gebruik om 2 palen die elkaar niet raken naar elkaar toe te trekken en vast te maken. 

Begin met een timmersteek. Daarmee kan je de 2 palen eerst goed naar elkaar toe trekken.

Zoals iedere sjorring eindig je met een mastworp (of 2 halve mastworpen). 


Knopen

Elke knoop heeft bepaalde kenmerken: hij laat makkelijk los, het touw kan korter gemaakt worden, geschikt voor touw van verschillende diktes, je kan het touw vast om een boom of paal leggen, of juist in een losse lus, enz. 

Dit zijn de belangrijkste knopen:

Om twee touwen van gelijke dikte aan elkaar te knopen gebruik je de platte knoop.             

Als er veel kracht op het touw komt te staan, dan kan je beter de schootsteek gebruiken. Tevens is de schootsteek geschikt voor touwen van ongelijke dikte.

Met de paalsteek maak je een niet-schuivende lus in het touw. Ook na een grote belasting is de paalsteek makkelijk weer los te krijgen.             


Met de timmersteek maak je snel het touw aan een paal vast. Deze knoop gebruik je ook wanneer je twee palen tegen elkaar aan moet trekken, b.v. bij het begin van een diagonaalsjorring.             


De visserssteek gebruik je om twee touwen (van ongeveer gelijke dikte) aan elkaar maken. Deze knoop krijg je makkelijk weer los door 'm uit elkaar te trekken.             


Een knoop die je heel vaak kan gebruiken is de zaksteek. Hiermee maak je een lus in het touw, of je maakt er twee touwen van gelijke dikte mee aan elkaar.

Waar je de zaksteek gebruikt, kan je ook de achtknoop gebruiken. Deze is na belasting makkelijker los te krijgen.


Als je een touw aan een paal vast moet maken, dan maak je een mastworp. Hoe je een mastworp moet maken zie je bij het stukje over pionieren. Als je over een "open paaleinde" beschikt kan het ook zo:             

Natuurlijk zijn er nog VEEL MEER knopen, maar als je de bovenstaande knopen allemaal kan maken dan kan je bijna iedere situatie aan! (wat betreft knopen dan...)